Het is alweer lang geleden
dat ik door het grasland
ben gelopen.
Nu ben ik het spoor bijster,
door vele voeten platgetreden,
uit het oog verloren,
maar als ik hier weer vaak kom,
zal er als vanzelf
een nieuw ontstaan
Het is alweer lang geleden
dat ik door het grasland
ben gelopen.
Nu ben ik het spoor bijster,
door vele voeten platgetreden,
uit het oog verloren,
maar als ik hier weer vaak kom,
zal er als vanzelf
een nieuw ontstaan
Na een klik
en een beetje vingerdruk
kijkt hij in een paar blauwe kinderogen,
zie ik de serieuze trekken
op zijn gezicht vervagen,
zijn ogen worden zacht
en om zijn mond verschijnt een lach
van intens geluk.
Overal sluiten ze me buiten
als ik niet beschik
over de juiste taal,
een taal met woorden
die ik normaliter niet gebruik en niet versta,
woorden alleen ik mag weten
en moet fluisteren
voordat ik ergens binnenga
en als ik een woord ben vergeten
moet ik in een rij
op een nieuwe wachten,
die me dan alsnog binnenlaat.
Waar zijn toch die deuren gebleven
met een zoemer of een bel,
waar ik maar op hoef te drukken,
waarna gewone mensen ze openen
en alle vragen beantwoorden,
die ik ze stel?
Het zal me niet meer overkomen: hijgend, zwoegend de steile heuvel op ploeteren terwijl de afstand tussen hem en mij groter en zijn gestalte alsmaar kleiner wordt. Ook zal ik nooit meer door hem, lurkend aan een kopje thee, samen met een vogelaar op de top worden ontvangen; mijn kop thee stond die keer al in het campertje van de man te wachten. De vogelaar zal zich ook maar een keer (“There is another one.” ‘”That is my wife”)verbazen dat mensen hier überhaupt fietsen, want, wat een genot, met de tandem komen we altijd samen boven.
Hoe doorbreek ik
al dat grijs,
niet door af te wachten
totdat de wolken en nevelen
zijn verdwenen
maar door penselen
en potten verf
de muren om mij heen
een vrolijke kleur te geven.
Het was een mooi model,
zijn stof leek dik,
leek deugdelijk
en de kleur beviel me wel,
maar na de aanschaf van de jas
was ik ietwat teleurgesteld,
een beetje wind blies er dwars doorheen
en ik kon er alleen maar
in kleumen en in beven.
Als een laagje ijs
zich vormt op het water,
als de wind bijt
in mijn wangen,
in mijn kuiten,
dan wordt mijn huis
mijn gevangenis,
sluit ik mezelf op,
hoef ik echt niet naar buiten.
Tijdens het bakken van haar eerste, ontstond een kras op het glazuur. Ze vond het geen gezicht, maar gooide hem niet weg. Ze plaatste hem dusdanig dat er geen licht op de verminking viel. Ze zette er regelmatig bloemen in. Juist daarom stootte ze er een keer tegen en werd de kras gepromoveerd tot barst, de vaas was lek en kon alleen als decoratie dienen tussen de jongeren die met grote bloeiende bossen floreerden.
Toen de pottenbakster er niet meer was, werden haar producten zorgvuldig gecatalogiseerd, behalve die eerste, daar had je niets aan dus die belandde in de vuilnisbak. In scherven.
Soms vraag ik me af:
Is dit het laatste
van het laatste beetje
in de laatste pot?
Kan ik enkel
nog wat schrapen langs het glas,
zodat er nog even
van de smaak in mijn mond mag blijven,
voordat het totaal verdwenen is.
Maar misschien zijn er ngo potten
in de kelder
of hoog achterin een voorraadkast.
In zijn bijt
waarin hij met zijn scepter dirigeerde,
hadden de anderen veren
in saaie, effen kleuren,
de mijne waren bont.
Hun vliezen stonden onder
stevige poten
om te kunnen waden
door brak water
en de mijn poten waren niet van die grote,
ze waren rank,
van die fijne,
slechts geschikt voor een goed begaanbare ondergrond.
Hoe anders wij ook waren
hij was altijd in staat
mij hartelijk en liefdevol te onthalen
in zijn bijt.