Sinds ze in mijn hoofd
zijn komen wonen,
kom ik ze almaar tegen,
zijn ze overal
waar ik ook ben,
af en toe
hoor ik ze ook
door mijn mond
naar buiten komen
begeleid
door mijn eigen stem.
Sinds ze in mijn hoofd
zijn komen wonen,
kom ik ze almaar tegen,
zijn ze overal
waar ik ook ben,
af en toe
hoor ik ze ook
door mijn mond
naar buiten komen
begeleid
door mijn eigen stem.
Zijn nieuwe jas
is lang,
heeft een rits
in plaats van knopen,
is bovendien
heel hoog gesloten,
maakt hem warmer
dan hij al ooit
in de oude was.
Bij hem voelde ze zich veilig
als ze met haar kleine knuistje
in zijn lange vinger kneep
en daarmee eiste ze
al zijn aandacht
had ze hem
volledig in haar greep.
Hoe lang moet ze hier nog zitten? Ze is het eeuwige gepoets allang beu. Zij en de omgeving is schoon genoeg om uit te breken. Behalve eten is er geen enkele bezigheid meer die haar hier nog behaagt. Dus vreet ze zich dik. Haar cocon wordt daardoor steeds krapper, ze kan zich allang niet meer vrij bewegen. Haar vleugels jeuken, ze snakt ernaar om ze te gebruiken. Toch is er iets of iemand waardoor ze wordt tegengehouden. Zou ze de wereld hierbuiten echt niet aankunnen? Zo gevaarlijk zal het er toch niet zijn?
Zo graag
wil ik bij ze
door de ramen gluren,
maar alle gordijnen
blijven dicht.
Ik kan niet spieken,
er zijn geen vergeten kieren.
Maar ik wil ook niet bonzen
op de deuren
en dus moet ik
mijn geduld bewaren
totdat het donker binnen
wordt verruild door licht.
Voorzichtig piepen zij
nieuwsgierig
hun kopjes
boven de bevroren grond.
Met glas zullen we
ze beschermen,
zodat dit nieuwe leven
in warmte en liefde
volledig tot wasdom
komen kan.
Met angst en beven
staar ik naar het koord
waarover zij zich,
veel te klein,
naar de uitgang
willen begeven.
Waarschuwingen
kan ik naar ze schreeuwen,
die worden sowieso niet gehoord.
Ik kan alleen maar hopen
dat zij met een vangnet
deze tocht zullen overleven.
Ook al is het goede surrogaat,
die de echte evenaart,
toch wil ik op momenten
zo graag weer de echte proeven,
omdat voor die gelegenheid
de poederoplos niet volstaat,
ik wil weer slurpen,
slobberen en genieten
totdat die smaak
mijn verhemelte
weer verlaat.
Na het gebruikelijke gesteggel, gevolgd door de rituele, dikke knuffel verliet ze prakkezerend het ouderlijk huis. Kon hij nog maar een keer even langskomen. Hij was de enige die ma kon overtuigen. Naar hem luisterde ze altijd. Hij zou haar meenemen naar hun nieuwe woonplaats, die hij zorgvuldig voor hen had uitgekozen. Hij zou haar rondleiden, haar kennis laten maken met bewoners, eventuele nieuwe meubels met haar uitzoeken, oude opruimen; hij zou de hele verhuizing tot in de puntjes regelen. Zij zou gedwee overstag gaan.
Maar helaas, het zou niet gebeuren. Ze was immers al jaren weduwe.
De hoge koorts
is niet geweken,
schijnbaar went het
op wankele benen
door het leven
te gaan.
Lege straten,
lege pleinen,
horen tot een grijs verleden,
als we niet stoppen
met heen en weer
te hollen,
zal het virus ons verslaan.