In zijn bijt
waarin hij met zijn scepter dirigeerde,
hadden de anderen veren
in saaie, effen kleuren,
de mijne waren bont.
Hun vliezen stonden onder
stevige poten
om te kunnen waden
door brak water
en de mijn poten waren niet van die grote,
ze waren rank,
van die fijne,
slechts geschikt voor een goed begaanbare ondergrond.
Hoe anders wij ook waren
hij was altijd in staat
mij hartelijk en liefdevol te onthalen
in zijn bijt.