Ze schrikt als ze de rolluiken optrekt. Een grijze muur beperkt haar zicht. Ze kan niet meer in de tuin van de buurman kijken. Dat kan ze natuurlijk ook als een voordeel beschouwen, de rommel in zijn tuin ergert haar altijd mateloos. Toch is het nu niet veel beter.
De hele dag prakkezeert ze hoe ze de muur kan slopen. ’s Avonds legt ze alvast hamers en beitels, klaar.
’s Ochtends trekt ze haar werkkleding aan, ontbijt en gaat naar buiten. Het kan maar gebeurd zijn.
De zon schijnt, de lucht is stralend blauw, de muur is verdwenen.